Hier kun je als cursist informatie met elkaar delen. Dus zet je linkjes, boeken en gedachten hier neer.
Het duurt even voor je je bericht geplaatst ziet, want de moderator moet eerst op oké klikken dit om te voorkomen dat het volloopt met reclame
Reacties Het Kwaad 2023
Ik zou graag jullie mening hebben over de volgende theorie over goed en kwaad.
Volgens mijn idee bestaat er geen objectieve maatstaf voor goed en kwaad. Immers, wat voor de een goed is, kan voor de ander een ramp zijn. Met andere woorden goed-kwaad zijn subjectieve maatstaven.
Om dit duidelijker te maken heb ik de term autonomie nodig. Autonomie kun je omschrijven als de ruimte waarin je zelf beslissingen kunt nemen. Het is dus een zelfbeslissingsruimte of anders gezegd, een autonome ruimte.
Een ruimte heeft grenzen. Dus kun je jezelf afvragen wat die grenzen zijn. Die zijn naar mijn mening redelijk eenvoudig aan te geven, namelijk de negatieve emoties angst en boosheid. Immers als iemand over jouw grenzen gaat, krijg je ongemakkelijke gevoelens die terug te voeren zijn naar een vorm van angst en boosheid. Er zijn ook andere negatieve emoties die hierin een rol kunnen spelen, maar om het eenvoudig te houden noem ik alleen de bovengenoemde. Ook heb ik het niet over interne weerstanden, die voer voor psychologen zijn.
Als je grenzen ongemoeid gelaten worden ervaar je geen wrevel en heb je positieve of geen emoties. Met andere woorden, je voelt je goed als je positieve emoties hebt en je voelt je kwaad als je negatieve emoties hebt. Bij een neutraal gevoel, laat alles je onverschillig.
Nu kun je omgaan met elkaar door handelingen die gepaard gaan met positieve, neutrale of negatieve emoties. In het eerste en ook het tweede geval laat je elkaar in waarde. Er is dan sprake van gelijkwaardige wederkerigheid. Als er sprake is van handelingen die gepaard gaan met negatieve emoties, kun je ervan uitgaan dat er ongelijkwaardige wederkerigheid bestaat. Er moet met nadruk gesteld worden dat hier niet gesproken wordt van (on)gelijkheid, maar van gelijkwaardigheid!
Dan komt nu mijn stelling:
Als iedereen met elkaar omgaat door middel van gelijkwaardige wederkerigheid, kun je spreken van het goede en bij handelingen met ongelijkwaardige wederkerigheid, het kwade.
Dit is natuurlijk een utopische stelling. We kunnen nu eenmaal negatieve emoties niet uitbannen, want dan zouden we onszelf in een onmogelijke positie manoeuvreren. We kunnen deze echter wel als maatstaf nemen om handelingen en zaken als goed of slecht te etiketteren.
Overigens, dezelfde redenering geldt ook voor vrijheid en rechtvaardigheid.
Beste Bas,
Bij ( stoffelijke) zaken kun je een referentiekader afspreken als toetskader waaraan deze moeten voldoen. Wanneer ik gordijnen bestel vraag ik aan de winkelier welke grootte van weeffouten en hoeveel weeffouten ik moet accepteren bij levering. Ik zeg daarbij dat wanneer daar niet aan voldaan wordt, ik de gordijnen NIET betaal en een nieuwe levering verwacht ( winkelier is onthutst want dit is nog nooit gebeurd). Nadat bezworen wordt dat er geen weeffouten in voorkomen en uiteindelijk na lang aandringen de winkelier opschrijft – met tegenzin- maximaal 1 weeffout van 1 x 1 cm op de aankoopbon, worden de gordijnen na 6 weken geleverd. Inderdaad zit er een weeffout in die buiten het referentiekader valt. Na de derde levering( ! en 3 maanden verder) is de stof op. Er is geen geschil omdat objectieve criteria voor de afname zijn vastgelegd. Er wordt ook niemand kwaad. Raden wie er kwaad is als er geen criteria vastliggen en er is een weeffout van 2 x 2 cm en er wordt niet betaald…… Tot zover kan ik met je meegaan. Gelijkwaardige verhouding, dit is nog wel te doen.
Anders ligt het over handelingen gaat. Dan gaat het over gedrag, afspraken en toezeggingen niet nakomen of de waarheid niet vertellen, valsheid in geschrifte.
Een gesprek met een arts na een heupoperatie is er niet een op basis van gelijkwaardigheid. Wanneer de arts verzuimd heeft om de beide beenlengte op te meten voordat hij de nieuwe heup plaatst en bemerkt dat na het plaatsen van de nieuwe heup en het been korter is dan het been zonder nieuwe heup, dan is de verleiding groot om aan de been te gaan trekken. Wanneer daarna beide benen even lang zijn, is de heupoperatie op papier geslaagd maar het kniegewricht is waarschijnlijk beschadigd. Ik kan je verzekeren dat deze beschadigde knie tot vele emoties zal leiden en tot woede en kwaadheid, want de knie was immers voor de heupoperatie goed, geen klachten. Het hangt er nu maar vanaf wat er in het operatieverslag staat en krijg je als patiënt dat te zien. De mate van kwaadheid is omgekeerd recht evenredig met de eerlijkheid van de arts en de betrouwbaarheid van het verslag.
MVG Wim Schipaanboord
Beste Wim,
Bedankt voor je reactie. Hier mijn antwoord.
Zoals gesteld meen ik dus dat goed en kwaad subjectieve criteria zijn. Deze subjectiviteit uit zich in regels die wij opstellen. Regels die er zijn om toch te beoordelen of iets goed of slecht is, zijn naar mijn mening ook gebaseerd op wat men goed of slecht vindt. Maar de natuur kent daarover geen regels. En wij zijn een onderdeel ervan en hebben die regels gemaakt om elkaar niet al te veel naar het leven te staan. Dat wil zeggen, ze heeft wel instincten geschapen om op een aangename manier toch datgene te krijgen wat goed voor mij is. Want als ik iets goed doe, verwacht ik dat de ander dat ook doet. Als dit niet uitkomt, laat ik dat goede wel de volgende keer. Om er toch een objectief tintje aan te geven hebben we er een god bijgehaald die ze opgesteld heeft.
Die subjectiviteit heb ik omschreven als gelijkwaardige wederkerigheid! “Wat u niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Die subjectiviteit wordt uitgedrukt in de emoties die bij een wederkerigheid optreden. Zoals gemeld is wordt in een relatie van welke orde dan ook gelijkwaardige wederkerig gehandeld, als alle betrokkenen er een neutraal of positief gevoel aan overhoudt. Iedereen heeft dan het gevoel dat men elkaar met achting behandeld heeft. Men is niet over de grenzen gegaan van elkaars autonome ruimte of zelfbeslissingsruimte. Er is dan sprake van het goede doen. Terzijde: ik heb met nadruk niet het woord respect gebruikt, omdat die enige tot veel ongelijkwaardigheid kan uitdrukken. Respect heeft men voor iemand die macht over je kan uitoefenen. Ongelijkwaardig dus, omdat dit tot negatieve gevoelens kan leiden.
Elke relatie waarin een of meer deelnemers negatieve gevoelens heeft of eraan overhouden, is uiteindelijk ongelijkwaardig. Men heeft het gevoel dat de ander iets wilde wat jij niet wilt. Er waren over en weer grenzen van elkaars autonome ruimte geschonden. Men liet elkaar dus niet in waarde, men deed per definitie het kwade.
De eerste relationele handeling tussen jou en de winkelier was dus al per definitie ongelijkwaardig omdat de laatst met tegenzin (een negatief gevoel) jou toegaf wat jij graag op de aankoopbon geschreven wilde hebben.
Je schrijft: “Inderdaad zit er een weeffout in die buiten het referentiekader valt. Na de derde levering ( ! en 3 maanden verder) is de stof op. Er is geen geschil omdat objectieve criteria voor de afname zijn vastgelegd. Er wordt ook niemand kwaad. Raden wie er kwaad is als er geen criteria vastliggen en er is een weeffout van 2 x 2 cm en er wordt niet betaald…… Tot zover kan ik met je meegaan. Gelijkwaardige verhouding, dit is nog wel te doen.”
Ook al zijn er geen toetskaders afgesproken, dan nog kan het zijn dat iemand zich bekocht voelt en dus negatieve gevoelens heeft omdat niet aan zijn of haar verwachting (of aan wettelijke regels) is voldaan. Men voelde zich niet goed behandeld. Hier is het ‘goede’ dus ook een subjectief begrip.
Ik spreek liever niet over gelijkwaardig verhouding, maar over gelijkwaardige wederkerigheid. De definities luisteren erg nauw. Je hoeft geen criteria vast te leggen om al of niet kwaad te worden. Als je iets koopt, neem je aan dat dat de winkelier je niet in de luren legt. Bovendien als je teleurgesteld bent in het feit dat er toch een weeffout in aangetroffen werd, kun achteraf toch spreken van ongelijkwaardige wederkerigheid omdat er sprake is van een uitgestelde negatieve emotie.
In al de gevallen waarin “handelingen, gedrag, afspraken en toezeggingen niet nagekomen worden of waar de waarheid niet verteld wordt, of dat er sprake is van valsheid in geschrifte” is er een hele grote kans dat in ieder geval een of misschien meer betrokkenen negatieve gevoelens eraan overhouden in de vorm een bepaalde graad van boosheid of mogelijk zelfs angst. Per definitie is er dan sprake van ongelijkwaardige wederkerigheid, dus van kwaadwillend handelen van een of meer betrokkenen.
Inderdaad is er in een gesprek met een arts na een heupoperatie sprake van gelijkwaardigheid, maar het gaat niet over gelijkwaardigheid in kennis/kunde, maar over gelijkwaardige wederkerigheid zoals we dat gedefinieerd hebben. Op welke manier is er gecommuniceerd? Is dat op een ‘schoolmeesterachtige’, ‘ouder-kind’ manier gegaan (ongelijkwaardige wederkerigheid = niet goed) of met een luisterend oor en begrip voor de zorg die de patiënt had. En is ook uitgelegd wat er onbedoeld mis kan gaan tijdens de operatie? Daardoor kreeg de patiënt het gevoel gehoord en begrepen te worden en ging de operatie met vertrouwen tegemoet, tevens wetende dat er iets mis zou kunnen gaan (gelijkwaardige wederkerigheid = goed).
Na het verzuim om vooraf de beenlengte te meten, is de verleiding voor de arts na de operatie groot om dat niet aan de patiënt mede te delen. Als hij daardoor wroeging krijgt, heeft hij voor zichzelf niet het goede gedaan. Hij heeft immers negatieve gevoelens. Als hij die niet heeft, zal hij op zijn minst neutrale gevoelens hebben en als hij geen geweten heeft in deze zelfs positieve. Dan heeft hij voor zichzelf het goede gedaan (subjectief). Maar de buitenstaander heeft negatieve gevoelens erover. Deze vindt dat vindt dat de arts het kwade gedaan heeft.
Laten we nu de handeling van de arts om de beenlengte te corrigeren onder de loep nemen. We nemen hierbij aan dat hij dan aan het onderbeen getrokken heeft. Als hij aan het bovenbeen getrokken heeft, zal de knie geen enkele schade ondervonden hebben. We nemen hierbij ook aan dat de patiënt dat te weten is gekomen, want als hij deze procedure niet kent, kan hij de arts deze ook niet kwalijk nemen. We nemen ook aan dat de arts in het voorgesprek gesproken heeft over het feit dat dingen onbedoeld fout kunnen gaan.
We gaan nu als eerste uit van het feit dat het trekken aan onderbeen een normaal geaccepteerde procedure is. Bovendien gaan we ervan uit dat de knieklachten inderdaad komen door dat trekken. Dit is overigens volgens mij niet goed te objectiveren, want die knieklachten kunnen ook nog een andere oorzaak hebben, zoals nog niet voor de operatie gevoelde artrose ervan. Deze kan manifest worden door bijvoorbeeld de postoperatieve revalidatie, of andere postoperatieve oorzaken.
In dit geval heeft de arts bewust en op goede gronden het risico genomen omdat als hij het niet zou doen, er een grote kans was dat de knieklachten toch zouden optreden door het dan ontstane beenlengte verschil.
Omdat de patiënt negatieve gevoelens heeft over het resultaat en denkt dat de arts fout gehandeld heeft door niet van tevoren de beenlengte te meten, heeft hij/zij negatieve gevoelens, dus per definitie vindt deze dat het geen goede behandeling is geweest. Het ‘kwade’ is dus geschied. Dit is dus weer een subjectieve vaststelling. Vanuit het gezichtspunt van de arts heeft hij/zij goed gehandeld door aan het been te trekken. Hij moest kiezen tussen twee kwaden. Hij vindt niet dat hij goed gehandeld heeft door preoperatief na te laten de beenlengten te meten. In beide gevallen niet goed gehandeld, zij het in het eerste geval door het vergeten van de preoperatieve meting van de beenlengte. Als hij of zij een geweten heeft, zal deze last hebben van negatieve gevoelens. Ook dus subjectief.
Is er een objectieve maatstaf te bedenken om uit te maken of hier werkelijk sprake is van goed of kwaad? Om dat te kunnen doen moeten we referentiekaders hebben om daarop terug te kunnen vallen. Die zijn er in de vorm van opgeschreven protocollen. Maar ten eerste dekken die niet alle handelingen en zo dit wel het geval zou zijn, dan nog zijn ze opgesteld door mensen die iets vinden op grond van criteria die weer op algemene gevoelens berusten hoe iets hoort of niet hoort, over subjectieve opvattingen van wat goed en kwaad is.
Goed is als je de ander geen schade berokkent. Maar goed voor wie? Voor mij? Nee, want als ik de ander schade berokken heb ik voordeel, word ik er beter van, wat goed voelt. Ja, maar wacht even, heb ik geen geweten? Nee, want mijn ouders hebben geleerd dat je pakken moet wat je kan. Ga zo maar door. Alle criteria om goed of kwaad te beoordelen, zijn subjectief. Poetin vindt het goed om tienduizenden de dood in te jagen ten voordele van zijn eigen gevoel!
Daarom goed en kwaad berusten op subjectieve maatstaven die anders kunnen zijn vanuit verschillende perspectieven gezien. Wat ik iets doe wat ik goed vind, kan een ander kwaad maken. Bij hem of haar worden dan negatieve gevoelens opgewekt omdat ik over de grenzen van zijn of haar autonome ruimte ben gegaan. Ik heb een stukje beslissingsruimte afgepakt. Er is sprake geweest van ongelijkwaardige wederkerigheid.
Hartelijke groet,
Bas van Egmond
Beste Petra,
Mijn vrouw en ik hebben weer genoten van jouw college vanochtend!
Graag kom ik nog terug op het einde van jouw college vanochtend
Vanochtend 8 februari ging het even over een breuk tussen het Christendom en Jodendom en over Paulus. Paulus zou een heiden zijn, dus niet Jood
Om met het laatste te beginnen, ik stelde dat Paulus een orthodoxe Jood was, ik had de indruk dat dit in twijfel werd getrokken of wellicht was de reactie er een van verbazing. Hoe het ook zij in de literatuur wordt er het volgende over Paulus gezegd:
Bron: David Flusser; Tussen oorsprong en schisma; Artikelen over Jezus, het Jodendom en het vroege Christendom; Uitgave van Folkertsma Stichting; 1984 ( prof. Flusser geb. 1917 was tot aan zijn dood (Joods) professor aan de universiteit van Jeruzalem); pagina 13
quote : Een van de grote Joods wijze, Rabbin Gamliel, ( heet in het N.T. “Gamaliel….een zekere Farizeer…in ere bij het gehele volk ( Handelingen 5:34) Hij steunde na Jezus’ dood de apostelen bij hun arrestatie en verhoor door de Sadduceeën de partij van de hogepriesters. Bovendien oefende hij een grote invloed uit op Paulus, die voor zijn bekering tot zijn leerlingen behoorde. Dank zij Gamaliel kon Paulus het ethische erfgoed van de Farizeeën overdragen op het Christendom ” unquote
De Farizeen, – Joods wijzen- waren 1 van de drie voornaamste groeperingen binnen het Jodendom, naast de Sadduceen , kleine maar machtige groep hogepriesters die stellen dat er geen ‘opstanding’ is en de Essenen, een sekte die zich afzonderde van de maatschappij.
Dan de breuk Jodendom en Christendom. Je hebt gelijk dat het een breuk genoemd kan worden omdat het woord schisma ook deze betekenis heeft.
Zou ik het beeld van een boom gebruiken om de religie van JAWEH-God te verbeelden, dan zou ik zeggen tot aartsvader Abraham is er de stam, nadat Hagar wordt weggestuurd ontstaat op die “tak” de Islam met haar eigen bloeiwijzen ( onder andere Soennieten)
De tweede hoofdtak groeit door tot de komst van Jezus Messias en ontstaat er een nieuwe tak: het Christendom en zo gaan drie takken verder inclusief de Joodse, met hun eigen bloeiwijze maar met gemeenschappelijke stam en wortels.
Het boek kan ik je van harte aanbevelen, het is nog via Bol.com onder andere te verkrijgen
MVG Wim Schipaanboord
Dank Wim, Dit is verhelderend. Ik heb ook iemand met kennis van zaken gevraagd om toe te lichten hoe het zit met het verschil tussen de Bijbelboeken van het oude testament en de boeken van de Thora en hoop daar binnenkort een artikel over toe te voegen aan de site met cursusinformatie. Zoals gezegd, het is niet mijn vakgebied, maar als het bij de vragen aan de orde komt haal ik er graag mensen bij met kennis van dat vakgebied om ons verder te helpen.
Petra
We hebben het steeds over het kwaad als iets dat slecht is voor mensen (of dieren, of de natuur…). Hoe zit het met het kwaad dat in de mens huist, kwaadaardigheid, zoals bijvoorbeeld sadisme? Bestaat dat? Is dat intrinsiek aan het karakter van een persoon, of een ontsporing, of een ziekte?
Elisabeth
1. Huist niet alle kwaad en oordelen over kwaad in de mens? Een aardbeving is erg, doet kwaad, is een ramp, zeker, maar objectief gesproken is het niet meer dan een natuurverschijnsel. Zouden er geen gebouwen staan en/of mensen wonen, dan is het dat en niet meer, een (natuurlijk/kosmisch) verschijnsel. Waren er geen mensen, wie zou dan over kwaad kunnen spreken?
2. Hoe zit het met sadisme? Zie de opmerkingen van Bas en Wim hierboven. De meeste mensen zullen het betitelen als kwaad, en het ook zien als een foute weving in iemands karakter, een ontsporing en/of (geestes)ziekte, maar wat als het alleen plaats vindt tussen twee of meer “consenting adults” en het niemand anders treft? In alle gevallen gaat het om context en interpretatie dan wel perceptie. (Er zal vast wel iets over staan in het psychiatrisch handboek).
14 februari 2023 16.00 uur
Beste Elisabeth en Theo,
Graag deel ik het volgende met jullie
ad 1. Het kwaad zit wat mij betreft niet zozeer in het natuurverschijnsel. Immers mensen kiezen -deels- bewust om in de rivierbedding(Limburg) te gaan wonen of in een groot estuarium (Bangladesh), of zoals een Japanner kan betogen, hoe kunnen jullie Hollanders zo dom zijn om beneden de zeespiegel te gaan wonen. ( Reactie op de vraag: Waarom gaan jullie Japanners op een breuklijn wonen?) Goed, waar het mij om gaat is het bewust aanvaarden van risico’s en de daarbij mitigerende maatregelen. Wat we zien is dat over aardbeving-bestendig bouwen er kennis aanwezig is. In Japan voor zover mij bekend, en uit eigen ervaring met de aanleg van pijpleidingen in Israël als voorbeeld, worden deze mitigerende maatregelen ook genomen. Het is het voldoen aan het referentiekader waarin deze mitigerende maatregelen staan. De beelden in de kranten van de schade aan gebouwen spreken voor zich in welke mate aan dit referentiekader is voldaan. Bij reclames hierover volgt in een parlementaire democratie doorgaans een enquête en in een autocratie krijg je “bezoek” thuis
2. Wat betreft wetsovertreders met een psychische stoornis vindt er in Nederland- ernstige geweldsmisdrijven, waaronder (meer) voudige doodslag/moord- observatie plaats in een huis van bewaring ( Pieter Baan -Utrecht). Pas nadat er sprake is van al/dan niet een psychische stoornis, door deskundigen vastgesteld, kan de rechtsgang plaatsvinden en wordt rekening gehouden door de rechter in het vonnis met het type stoornis. Verder in het boekje Socrates op Sneakers van Elke Wiss wordt op pagina 58 ook aangegeven dat IN het brein min of meer dezelfde reactie (in een fMRI scan) ontstaat bij 3 proefpersonen wanneer deze of een klap krijgt, of uitgescholden wordt , of bestookt wordt met argumenten die lijnrecht ingaan tegen zijn mening. De mens denkt niet meer rationeel, maar in de overlevingsstand ( fight or flight). ‘Je wordt bedreigt in je identiteit” al dus Elke Wiss. Het onderzoek naar een relatie tussen het functioneren van onderdelen van het brein van mensen met een gewelddadig karakter en/of psychopathisch gedrag is actueel maar omstreden. Zie bijvoorbeeld ‘Het criminele brein en neurotechnologie””- Erasmus Magazine ( 28 november 2022)
Beste Theo,
In het alleraardigste boekje van Julian Baggini ; Herwonnen vrijheid 2015; Uitgeverij Nieuw Amsterdam lees ik op pagina 96 een gedachte die in de basis is geformuleerd door Tatianus en heeft beschreven in de Oratio ad Graecos. Het idee van de vrije wil was nodig ‘zodat een slecht mens zijn gerechte straf krijgt’. Op deze bladzijde wordt het relevante stuk ‘Logos”geciteerd maar dat herhaal ik nu niet vanwege de omvang. Wel geef ik de passage weer die wellicht aanhaakt bij jouw vraag 1 en komt van Augustinus: “Het feit dat iedereen die de vrije wil aanwendt om te zondigen wordt gestraft door God toont aan dat de mens een vrije wil heeft gekregen om een deugdzaam leven te leiden, want een dergelijke straf zou onrechtvaardig zijn als hij de vrije wil had gekregen om zowel een deugdzaam leven te leiden als te zondigen”. Nu -verder lezend in dit boek- is vrije wil niets iets absoluuts. Immers als God de mens schept met manco’s ( mijn woorden) dan kan God ook verantwoordelijk worden gehouden (enerzijds) voor de manco’s. Luther/Calvijn ontkennen evenwel de vrije wil maar [..]deze visie werd maar door weinigen gedeeld[…]. Erasmus ‘opvatting is ook dat de vrije wil een theologische noodzaak is om God vrij te pleiten van onrechtvaardigheid en is meer geaccepteerd in de monotheïstische godsdienst . In het hoofdstuk 4 ‘ De psychopaat’ gaat Baggini verder in op de verminderde verantwoordelijkheid en wijst op Adshead die werkt met een glijdende schaal waarop een individu op verschillende momenten verschillend kan scoren’. De mate van toerekeningsvatbaarheid voor geestesgestoorde criminelen is niet eenduidig. In hoeverre de crimineel ‘bij zinnen’ was tijdens de misdaad [..] blijkt altijd weer een kwestie van gradatie'[…] p146. Onderzoek in observatieklinieken ( Broadsmoor(VK)volgens dit boek, daarvan zegt Baggini dat er door verplegend personeel continu een onderscheid te maken is tussen ‘patiënten’ die er echt niets aan kunnen doen om tot een misdrijf te komen en patiënten die [..] die naar hun idee blijk geven van voldoende verantwoordelijkheid om schuld aangerekend te worden'[..] Uit bronnen in mijn net werk weet ik dat ook bij Pieter Baan een periode van – ik meen- 7 weken voldoende is om een verdachte te kunnen kwalificeren als echt geestelijk gestoord of degene die een masker opzetten om tbs te ontlopen te ‘ontmaskeren’. \p.146. Ik doel hier dan op de opmerking in de college van 22 maart waarin ter sprake kwam dat psychopaten zich echt kunnen voordoen als beleefde ontwikkelde gesprekspartner. Zij beschikken echter – van horen zeggen- over een ”gave” en dat is dat zij kunnen vaststellen of jij als normaal mens liegt of niet.
Het hoofdstuk 4 van dit boek van Baggini sluit verder aan op jouw vraag . Van harte aanbevolen. Ik neem het woensdag mee naar het college en dan kun je het eventueel inzien. Mijn vrouw en ik zitten achterin links. Met vriendelijke groeten. Wim Schipaanboord
https://www.maieutiek.nl/wp-content/uploads/2023/02/Over-de-relatie-jodendom-en-de-christelijke-bijbel-.docx
https://www.maieutiek.nl/wp-content/uploads/2023/02/Relatie-Jodendom-katholicisme-in-de-vorige-eeuw.pdf
Klik hier voor meer informatie
Dank Ciel, voor het uitzoeken.
Schelling in hoofdstuk vier. Pagina 53 Het eerste principe is de zelfheid. Safranski roept hier het beeld op dat “God zou in zichzelf zijn opgesloten, vandaag de dag zouden we zeggen : hij was een ‘zwart gat’ gebleven. “……. “volstrekt afgesloten, duister”
Op deze vergelijking is het een en ander af te dingen. In de jaren 70 van de vorige eeuw gaf Stephen Hawking al aan dat er een vorm van verdamping plaats heeft aan de horizon van zwarte gaten. Hij wist dat er een aantal manco’s zaten in zijn theoretisch model. Dit is er een van.
Zwarte gaten zenden straling uit op de grensvlakken waardoor energie weglekt (gemeten door onder andere Technion Israel 2019). Dit is de zogenaamde Hawking radiation( straling).
Ik vind het niet sterk dat filosoof Safranski dit beeld uit de fysica moet gebruiken om Jahweh-God te karakteriseren. Ik probeer te begrijpen wat ik ervan moet denken als de huidige minister van landbouw gaat uitleggen aan de hand van MRI scans wat Boerhaave deed in Leiden.
Nav de relatie zien en denken in college 4
Arendt schrijft dat zien steeds de metafoor is voor het innerlijk verbeelden van wat het oog ziet. Dat zit in de afstand die zien impliceert terwijl tasten betrokkenheid aanduidt en ook nu nog vaak twijfel impliceert. Letterlijk de tastende overziet het geheel niet, de aanschouwende wel. Horen is veel persoonlijker net als proeven en daardoor zit er van meet af aan subjectiviteit in terwijl men (tot nu toe?) aanneemt dat kijken de meest objectiverende waarneming is.
Een paar citaten uit denken die dit beschrijven:
‘In de Griekse taal maakt dit tijdselement deel uit van de woordenschat: zoals ik eerder al vermeldde, is het woord “weten” afgeleid van het woord “zien”. Zien is idein, weten is eidenai, d.w.z. gezien hebben. Eerst zie je, daarna weet je’
( uit Arendt denken p.124)
‘Historisch gesproken is deze distantiëring van het doen de oudste voorwaarde die men voor het leven van de geest veronderstelde. In haar vroegste, oorspronkelijke vorm berust ze op de ontdekking dat alleen de toeschouwer, nooit de actor, kan kennen en begrijpen wat zich als schouwspel aandient. Deze ontdekking heeft in grote mate bijgedragen tot het geloof van de Griekse filosofen in de superioriteit van de contemplatieve, louter toekijkende wijze van leven: scholê was – volgens Aristoteles, de eerste die dit begrip uitwerkte – de meest elementaire vereiste van deze wijze van leven.’
(Denken p.130)
‘(…) Daarom zal poëzie, ook als ze luidop gelezen wordt, de toehoorder optisch aangrijpen; de toehoorder blijft niet hangen bij het woord dat hij hoort maar bij het teken dat hij zich herinnert, en daarmee bij de visuele waarnemingen waarnaar het teken duidelijk verwijst.
Deze verschillen tussen het concrete denken in beelden en onze abstracte omgang met verbale begrippen zijn tegelijk fascinerend en verontrustend – ik heb niet de competentie om ze adequaat te behandelen. Ze verontrusten wellicht des te meer omdat we, ondanks alle verschillen, ook één veronderstelling aantreffen die we met de Chinezen delen: de onbetwiste prioriteit van het zien voor de mentale activiteiten. Zoals we verder zullen zien (§ 13), is deze prioriteit absoluut beslissend voor heel de geschiedenis van de westerse metafysica en haar voorstelling van waarheid. Wat ons van de Chinezen onderscheidt, is niet nous, maar logos – dat wij met woorden rekenschap moeten afleggen en moeten rechtvaardigen. Alle strikt logische processen, zoals het afleiden van conclusies vanuit het algemene naar het bijzondere, of het inductief redeneren van bijzonderheden naar een algemene regel, vertegenwoordigen een dergelijke rechtvaardiging, en die kan alleen in woorden gegeven worden. Bij mijn weten heeft alleen Wittgenstein ooit beseft dat het hiëroglyfische schrift beantwoordt aan een opvatting die voor het begrijpen van de waarheid de metafoor van het zien gebruikt. Hij schrijft: “Om het wezen van een volzin te begrijpen, moeten we aan het hiëroglyfische schrift denken: dat geeft een afbeelding van de feiten die het beschrijft. En hieruit ontwikkelde zich het alfabetische schrift, zonder dat het wezenlijke van de afbeelding verloren ging.”’(…)
‘We weten dat noeomai eerst gebruikt werd in de zin van waarnemen met de ogen; vervolgens werd het overgedragen naar de waarnemingen van de geest en ging het “vatten” betekenen; ten slotte werd het een ander woord voor de hoogste vorm van denken. We kunnen ervan uitgaan dat niemand het oog, het orgaan voor het zien, en de nous, het orgaan voor het denken, voor één en hetzelfde hield, maar het woord zelf gaf te kennen dat de verhouding tussen het oog en het geziene voorwerp geleek op de verhouding tussen de geest en zijn gedachteding – zowel het oog als de geest onderwerpen zich namelijk aan dezelfde soort van evidentie.’
(denken blz. 140-144)
Petra Bolhuis
Petra vroeg me n.a.v het 4e college mijn opmerking over zien en kijken in de wonderverhalen van het Tweede Testament toe te lichten. Dat doe ik bij deze; tevens plaats ik een kanttekening bij het in het boek van Safranski tot nu toe vaak gebruikte begrip ‘zonde’.
De aanleiding van de gedachtewisseling over ‘zien’ was/is een opmerking van Safranski in hoofdstuk 5, over Schopenhauer. Op p. 76 gaat het over Schopenhauers notie het ‘betere bewustzijn’ : momenten van een ander, beter inzicht, een ‘euforie van het oog (…) door het pure kunnen-zien’. Sterker: het is een ‘zien’ dat aan het zijn doet ontkomen (76). Dat afstand neemt van het ‘gewone’. Het is met andere ogen kijken dan vanuit het gewone aardse perspectief. Dat is precies wat in een aantal wonderverhalen in het Eerste Testament gebeurt, namelijk in die verhalen waar een blinde ziende wordt.
Een opmerking vooraf: in de Theologie, met uitzondering van de orthodoxere richting daarin, is een metaforische lezing van de wonderverhalen al lang geen punt van discussie meer. Ik lees als theoloog de wonderverhalen ook niet letterlijk, maar als metafoor. Letterlijk gelezen hebben ze mij (en vele anderen) niets (meer) te vertellen; als metafoor opgevat gaan ze opeens over mij, mijn staan in en kijken naar de werkelijkheid – precies zoals ik de woorden van Schopenhauer (en andere denkers bij Safranski) versta.
In de wonderverhalen over Jezus nemen de genezingen van blinden een prominente plaats in. Ik kies er één uit, die uit Marcus 8: 22-26. Dat verhaal kwam als eerste bij me boven bij college 4 en Schopenhauer. Kort gezegd: een blinde wordt bij Jezus gebracht met het verzoek hem te genezen. Jezus doet dat door speeksel op zijn ogen te strijken en na enige tijd kan de man weer zien. Het verhaal eindigt met een, zo lijkt het, raadselachtige opmerking van Jezus aan de man: ‘Ga het dorp niet in!’ De vraag is: waarvan wordt de man genezen? Van een oogkwaal of van een ‘bestaanskwaal’, van een existentiële kwaal? Ik denk van het tweede. Augustinus beschreef de genezing als een ‘sanere oculum cordis ‘ – een genezing, een reiniging van het oog van het hart. Dat, aldus Augustinus, is de opgave van de mens, is zijn levenstaak. Dat is wat ik lees in die woorden van Schopenhauer op p. 76, 78 (en ook op 69!) van ons boek. (Ik lees het ook terug in het stuk over Schelling op p. 54). En opvallend: die woorden roepen een contrast op tussen ‘het gewone zijn’ en ‘anders gaan kijken’, waardoor je je aan het gewone onttrekt (woorden van Schopenhauer). Dat contrast vinden we terug in dat verhaal over die blinde. Jezus haalt hem eerst uit het dorp, om hem te genezen en zegt daarna: ga niet weer het dorp in. Je kunt er bij denken als motivatie: want dan ben je dat nieuwe perspectief zo weer kwijt en pas je je weer aan aan het gewone kijken van de mensen – doe het nu eens anders! Dat is afstand nemen van. Hoe anders, wat anders, waarvan precies – dat noemt de tekst niet. Je kunt er van alles van maken – dat laat ik rusten. De voorbeelden uit Safranski bieden mogelijkheden daartoe. Het gaat vooral om het ‘andere zien’ op zich – wat Schopenhauer denk ik bedoelt; en dat ook goed past bij de passages uit Hannah Arendts ‘Denken’ die Petra hiervóór citeerde.
Dan het begrip ‘zonde’, dat regelmatig gebruikt wordt door de denkers die Safranski behandelt (p. 35, 40, 47, 48, 56 en meer).
Bij het begrip ‘zonde’ krijgen we over het algemeen wat jeuk – het herinnert waarschijnlijk te veel aan vroeger, aan wat allemaal niet mocht/mag, aan moralisme. Het Hebreeuwse woord voor zonde dat in het Eerste Testament wordt gebruikt betekent echter vooral: je doel missen, ernaast zitten – met het beeld van iemand die een pijl afschiet en mist. Die betekenis lees ik terug bij o.a. Schelling: we missen ons doel als mens, ‘hij verraadt zijn geestelijke natuur’ (56).
Die betekenis horen we overigens terug in ons dagelijks gebruik van ‘zonde’: zonde van de tijd (en andere zaken) betekent immers: die tijd was voor wat beters bedoeld – dat betere hebben we gemist.
De relatie met het kwaad ligt wat mij betreft voor de hand, en het boek wijst daarin een naar mijn idee goede richting: we slaan als mens de plank mis, sterker (zo lees ik voortdurend): we missen onze bestemming. Wat die bestemming is? Een dóórdenker.
In het college (27/2 HOVO/VU) kwam de vraag op, zouden we het Kwaad eerst goed moeten definiëren? Dat zou weliswaar handig zijn, echter de meningen hierover verschillen te veel, een omschrijving is niet objectiveerbaar.
Toch is objectiviteit mogelijk, maar dan wel vanuit een ander denkkader. In ieder geval niet vanuit een door mensen gestuurd of bedacht kader.
Zo nu en dan worden voorbeelden van dieren aangehaald, in dit college waren dat de hamster en de panda, een mooi bruggetje. Mensen kunnen oordelen over wat kwaad is, dieren kunnen dat niet, of op zijn minst hebben daar geen notie van. Laten we als aanknopingspunt terugkijken naar ons aller ontstaan, de evolutie. Men is het er wel over eens, evolutie kent geen (eind)doel en dus ook geen moraliteit, voortgang kan niet worden gemeten, een oordeel over Goed of Kwaad kan niet worden gegeven.
Evolutie kent geen doel, het is een ongestructureerd continue proces. Wel kan gezegd worden dat evolutionaire processen doelgericht zijn, met als aanjager de wil om te leven. In deze ‘survival of the fittest’ is sprake van een tweeledige doelgerichtheid die complementair aan elkaar zijn. Dat is voor het individu het dagelijks overleven, zeg maar het zeker stellen van de eerstvolgende maaltijd, het is tegelijkertijd de voorwaarde voor het voorbestaan van de soort; en dus van het individu. Het lange termijn voortbestaan is afhankelijk van het korte termijn dagelijks overleven en als op enigerlei wijze het evenwicht wordt verstoord, is het einde verhaal. De mammoet, de dodo, voorbeelden te over. Het Kwaad speelt hier geen rol, de ‘evolutie’ heeft hierover geen mening, het gebeurt zoals het gebeurt.
Ook de mens is een evolutionair voortbrengsel, zonder klauwen of grote kaken bleek het een uiterst fragiel wezen. Van de ons bekende pakweg 10 tot 15 mensachtigen heeft de Homo sapiens het als enige volgehouden. In de survival of the fittest ging het bij de mens niet om biologische of fysieke mutaties, maar verliep het voortbestaan via intellectuele aanpassingen. Het best denkbare voorbeeld is de Landbouwrevolutie, met het overleven, het dagelijks zeker stellen van voedsel werd het voortbestaan zeker gesteld. In ieder geval tot aan onze tijd, want door de eenzijdige focus op het overleven, zeg maar het consumentisme, komt nu het voorbestaan van de menselijke soort in gevaar.
In de context van het evolutionaire overleven en voortbestaan kan het Kwaad wel op objectieve wijze worden beschreven. Einstein kwam er nog het dichtste bij door het Kwaad eenduidig te verbinden aan handelingen die ‘als de zonde tegen de Heilige Geest’ het menselijk voortbestaan in gevaar brengen.
‘Die zonde is tegelijkertijd de straf: vernietiging van de natuur, vijandschap tussen de mensen, verraad aan zichzelf. Als de moderne beschaving ook voor het overige de in zichzelf opgesloten mens bevoordeelt en vooropstelt, zal ze, zo luit Einsteins sombere prognose, moeten eindigen in zelfvernietiging, temeer daar de geestelijke verarming -het verraad aan de transcendentie- hand in hand gaat met een enorme groei van zijn technische vaardigheden.’ (S.48)
Ben benieuwd naar reacties.
Vraag aan de filosofie:
Het disccours over het kwaad blijkt in de loop der tijd gepaard te gaan met evidente paradigma-verschuivingen over wat en hoe wij kunnen kennen en wat waarnemen eigenlijk is. Logica, empirie/ zintuiglijk waarnemen, intuïtie, het gelaat van de Ander, etc. – kenwijzen die t.o.v elkaar een evidente epistemologische versmalling c.q. verbreding impliceren.
Echter, wetenschappen resp. universiteiten manifesteren zich vandaag de dag naar mijn mening nog steeds tamelijk eenzijdig positivistisch-materialistisch, met vnl. cognitieve curricula.
Ziet de (wetenschaps)filosofie, zich hier voor een taak gesteld? Namelijk de positivistische wetenschappen doen inzien dat het aloude materialistische paradigma is achterhaald? En dat er meer en andere kenbronnen zijn die misschien niet “evidence-based” maar wel verrijkend zijn en daarmee ook verrijkend voor de curricula op universiteiten?
N.b.: Onze docent mevr. Petra Bolhuis drukt zich in de colleges van tijd tot tijd uit in termen van “ Je voelt wel aan dat …” Appelleert zij daarmee ook aan het gevoel/ de intuïtie als geldige kenwijze?
Als reactie op de vraag naar de kennis via intuïtie van Piet.
Ik denk dat intuïtie een krachtige en noodzakelijke bron van informatie is om ons in de wereld te oriënteren. We zijn als mensen echter al 2500 jaar bezig met rationaliteit als kennisbron en in die tijd is de intuïtie nauwelijks onderzocht. Het krijgt nu aandacht via mensen als Dijksterhuis, auteur van Het slimme onbewuste. We zien het nu ook in het ‘niet pluis gevoel’ op de medische faculteit. Er moet alleen nog veel werk verzet worden voor er enige orde is en de vraag naar de kennisstatus gesteld kan worden. “Ik voel het zo” is waar, maar ontoereikend als (zelf) kennis. Maar hoe dan wel? Is het mededeelbaar en te onderzoeken?
Of moeten we constateren dat wat te onderzoeken is al lang als basis van de wetenschap gebruikt wordt? M.a.w. is waarheid misschien gestolde uitgezuiverde intuïtie die nu doet alsof het een zelfstandige rationeel gebaseerde feitenkennis is? Zelf denk ik dat kennis begint met een gevoel van iemand , maar dat sommige kennis daar al zo lang uit losgezongen is dat we nu onze intuitie actief moeten inzetten om kennis adequaat te houden. De kritische wetenschappelijke houding is ook een intuïtie die ons laat vragen; is dat wel zo? Maar dan moet dat weer intersubjectief onderzocht worden.
Intuïtie en objectivering hebben elkaar nodig, maar ik denk dat we ons onvoldoende realiseren hoeveel van wat we doen en denken afhangt van intuïtie.
Hartelijk dank voor de reacties van Petra en eerder Jan over de intuïtie en het gevoel als bronnen van kennis. Het lijkt mij ook dat, ook als het over “het kwaad” gaat, we met rationaliteit en empirie niet kunnen volstaan. In het verleden volgde ik een leergang over wijsbegeerte en spiritualiteit aan de VU. En daarin kwam evident naar voren hoe deze categorieën in de loop der tijd (helaas) uit elkaar zijn gegroeid. Maar nu zitten we met de gebakken peren; d.w.z. we kunnen allerlei theorieën alleen nog maar “betrappen” op andere dan rationele “kennis”. Neem nou Freud waarover Safranski op pagina 206 zegt: “Freud gelooft ondanks alles dat de mens het geloof ooit niet meer nodig zal hebben ….”. Hoeveel tegenstijdigheid kan er in één zin staan?! Op heterdaad betrapt, zou ik zeggen. Maar mooi tóch, zo’n erkenning van “geloven” als bron van weten(schap)?
https://www.maieutiek.nl/wp-content/uploads/2023/03/Hoe-zit-het-met-de-sluiting-van-niet-christelijke-filosofisch-scholen-in-529.pdf
Dit is n.a.v. vraag in een van de colleges
Petra
Beste Bert,
Vraag
“Eerste Testament gebeurt, namelijk in die verhalen waar een blinde ziende wordt.”
Kun jij een voorbeeld uit het eerste testament waar een blinde ziende wordt?
Dank je
Wim
Hierbij een korte reactie op de vraag van Piet:
‘Onze docent mevr. Petra Bolhuis drukt zich in de colleges van tijd tot tijd uit in termen van “Je voelt wel aan dat …” Appelleert zij daarmee ook aan het gevoel/ de intuïtie als geldige kenwijze?’ – in het volledig besef dat ik niet weet waar zij in haar uitspraken een beroep op doet…
Ons gevoel (i.c. empathie, emotie) geeft ons zeker een belangrijke terugkoppeling op ervaren toestanden en kan als zodanig als een vorm van kennis worden beschouwd. Een interessant boek in deze is van Arnold Cornelis, een niet zo bekend filosoof: ‘De logica van het gevoel’. Hij beschrijft daarin onze menselijke behoefte naar stabiliteit, overzicht en structuur waarmee wij ons wapenen tegen een ‘ons vijandige buitenwereld’. De inrichting van ons samenleven (stabiliteitslagen noemt hij deze) vindt plaats als reactie op een terugkoppeling van een specifieke dominante emotie in een bepaalde fase van onze menselijke geschiedenis. Hij onderscheidt drie fases, die we ook deels herkennen uit de colleges van Petra en in het boek van Safranski over onze omgang met het Kwaad. De eerste fase, de natuurlijke fase, kenmerkt zich door een verlangen naar geborgenheid en veiligheid. Angst(en) reguleren in deze fase ons bestaan: we zoeken veiligheid en die leidt naar een wil tot inzicht en beheersing van de omstandigheden. Daarmee komen we terecht in meer en meer gereguleerd een sociaal systeem: de kennis neemt toe, rationaliteit is leidend en het bestaan wordt gekaderd en geordend in regels die ons zeker voordelen oplevert (o.a. structuur, normen, rechtspraak, natuurwetenschap). Als het systeem van regels te star en stringent wordt en macht eenzijdig ingrijpt op onze sociale hoedanigheid (disciplinering heet dit bij Foucault) is ‘boosheid’ de emotie die hieraan terugkoppeling geeft en een uitweg zoekt. Herken dit als de liberalisering van het individu en denk daarbij ook aan het gedrag van pubers, nozems, punk, feminisme en de invulling van gender. Ook het ontstaan van revoluties vindt vaak vanuit deze emotie haar voedingsbodem. De grens van individualisering en de behoefte het eigen leven min of meer zelf in te richten dan wel invloed op de huidige omstandigheden uit te oefenen valt te herkennen in ons huidig (westerse) tijdperk. Cornelis noemt deze tijd de stabiliteitslaag van communicatieve zelfsturing. In deze fase heeft of krijgt ieder een stem, maar deze moet dan natuurlijk wel gehoord worden. Als iemand niet gehoord wordt en zich niet gezien voelt is ‘verdriet’ de emotie die terugkoppeling geeft aan het individuele bestaan en die uit zich onder andere in depressiviteit en een verweesd gevoel nergens bij te horen.
Ik heb Cornelis altijd een interessante aanvulling gevonden op de ratio-gedreven, positief materialistische invulling van het weten en in die zin: filosofen moet zich zeer zeker over het gevoel en de intuïtie uitlaten. Om af te sluiten met Blaisse Pascal die schreef: ‘Het hart heeft zijn redenen, die het verstand niet kent’
Naar aanleiding van hoofdstuk 8 van Safranski en het college van vanmiddag twee leestips.
Tijdens het lezen Kants gedachten over oorlog (Safranski, hoofdstuk 8) las ik het fascinerende boek van Andrea Wulf over de Duitse vroeg-romantici: Rebelse Genieën, met veel analogieën uit het college. Wulf beschrijft de periode van 1794 -1806. Veel Duitse schrijvers en denkers (de broers Schlegel, Schelling, Goethe, Schiller en andere) zijn aanhangers van de Franse Revolutie en juichen zelfs de Franse bezetting van delen van Duitsland toe. Het was voor hen de enige mogelijkheid een einde te maken aan de grenzeloze macht van Duitse vorsten en hertogen. De ‘hoofdpersoon’ in Wulfs boek is Caroline Michaelis-Böhmer-Schlegel-Schelling: een zelfstandig denkende en handelende vrouw (3x getrouwd), die de andere grote denkers om zich verzamelde. Ze was duidelijk pro-Frans.
Wulf beschrijft aan het eind van haar boek de slag bij Jena, 14 oktober 1806, tussen de coalitie Pruissen-Sachsen en de Fransen. Waarom ik erop in ga zijn de gigantische aantal gesneuvelden. Wulf schat ze op 8- á 9000 Fransen, en ruim 20.000 aan Pruisische kant (Wulf, hoofdstuk 20, voetnoot – ik gebruik de Duitse vertaling, de paginering wijkt dus af). Zou, zo vroeg ik me af, Kant (die stierf in 1804 ) nog zo denken over oorlog als hij die had meegemaakt? Het was een schok – het vele lijden en sterven.
Maar zelfs daarna nog is Hegel diep onder de indruk als hij toevallig in Jena Napoleon ontmoette – de man die de slag bij Jena vanaf een heuvel bekeek en leidde. Veel later ontmoet ook Goethe Napoleon en ze praten samen o.a. over Goethes roman ‘Die Leiden des jungen Werther’. Ook Goethe is onder de indruk. Stel je voor: een ontmoeting tussen Poetin en AFTh van der Heijden nu!
De rol en houding van de intelligentsia toen is opvallend. Hoe zei Petra het ook al weer, Sloterdijk citerend: een catastrophiele houding.
Dat beschrijft ook Ewout Kieft in een even fascinerend boek over de jaren voor de Eerste Wereldoorlog: Oorlogsenthousiasme. Van Oostenrijk-Duitsland wisten we het, maar even enthousiast was ‘men’ in Rusland, Italië, Frankrijk en Engeland. En ‘men’ is dan vooral de elite: men verwachtte een noodzakelijke zuivering en reiniging van de oorlog (zie ook Safranski 118, eerste zin).
Met vele voorbeelden toont Kieft dat aan en soms vrij je je ogen uit: het staat er echt, ‘ze’ dachten echt zo. Wie? Onder anderen in Duitsland Thomas Manne en Hermann Hesse. In Demian (Hesse) en de Toverberg (Mann): de hoofdpersonen gaan enthousiast de oorlog in. Kunstenaars in de andere landen deden er niet voor onder. Sloterdijk had wel gelijk, helaas.
Angstaanjagend – dat dat catastrophiele denken tussen 1800 en 1900 blijkbaar niet afnam. Maar is het nu wel weg? Ik bewtijfel het soms.
En o ja, mijn vorige bijdrage bevatte inderdaad een vergissing: in de door Wim Schipaanboord geciteerde zin moet Eerste Tweede zijn – maar het vervolg van mijn bijdrage gaf dat ook al aan.
DBNL.org
https://www.dnbl.org
Malvagita. Quaed-aerdigheyt.
“De Spinnen op ’t kleed, bedieden quadaerdigheyt, en de quaedheyt van ons leven is den Spinnen geleijck.
Ik herinnerde mij van mijn opleiding een anekdote te horen over de bouw van een VOC schip: Er werden nagels (spijkers) ‘Quaedgekeurt’ ( Tegenwoordig zeggen we afgekeurd, maar zijn niet consequent want aangekeurd in plaats goedgekeurd is ongehoord)
Onder het woord Quaed kwam ik genoemde site
Voor degene die kennis willen nemen wat uit vervlogen tijden is opgeschreven over het quaed deel ik deze site
Veel leesplezier
Wim Schipaanboord
Je bedoelt wellicht https://www.dbnl.org
Ybo,
Dank voor oplettendheid!
Mvg Wim Schipaanboord
Naar aanleiding van het 6e college over het kwaad op 15 maart 2023 de volgende tip:
Safranski noemt in zijn boek ‘Het kwaad’ slechts 1 vrouwelijke politiek denker: Hannah Arendt. Dat is opmerkelijk en ook weer niet. Zolang is het gedachtengoed hierover immers ook in deze discipline nog niet geëvolueerd dan wel geëmancipeerd. Zoals inmiddels wel bekend zijn er meer vrouwelijke denkers/filosofen geweest en zijn er meer hedendaagse vrouwelijke denkers / filosofen te noemen.
Hierover verder lezen:
‘Het vuur van de vrijheid, ‘ geschreven door Wolfram Eilenberger. De nieuwe wereld van Arendt, de Beauvoir, Rand en Weil. (Zie ook het HOVO college hierover: Vier vrouwen in de dertiger jaren).
Een andere leestip:
‘Het kwartet, ‘ van Clare Mac Cumhaill en Rachael Wiseman.
Ik citeer :
‘Dit is een fascinerende biografie over vier vrouwelijke filosofen. Ze veranderden de wereld van de filosofie en vormden een nieuwe traditie.
Het kwartet is een prachtige groepsbiografie van vier briljante vrouwen, die niet alleen ideeën met elkaar deelden maar ook huizen, sofa’s, schoenen en zelfs geliefden. In de wanorde van de oorlog en van de jaren daarna schiepen de vriendinnen een manier van ethisch denken die ons vandaag de dag nog steeds veel heeft te bieden.
De geschiedenis van de Europese filosofie is gevormd door het werk van mannen. In deze baanbrekende groepsbiografie bieden Clare Mac Cumhaill en Rachael Wiseman een fascinerend alternatief.
Iris Murdoch, Elizabeth Anscombe, Mary Midgley en Philippa Foot studeerden filosofie aan de prestigieuze universiteit van Oxford tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen veel van hun mannelijke medestudenten en docenten waren opgeroepen om te vechten.
Hoe kan de mens een uitweg vinden uit de duisternis die hij zelf heeft gecreëerd? Zelfs de grote verlichtingsdenkers, de logici van begin twintigste eeuw en de existentialisten bleken de nieuwe realiteit niet te kunnen doorgronden. Op zoek naar antwoorden namen deze vier vriendinnen zich voor om de filosofie zélf tot leven te wekken. Wat is vrijheid? Wat is waarheid? Wat is menselijke goedheid? Omdat wij levende wezens zijn die gebruikmaken van taal, ligt het in onze natuur om vragen te stellen. Onze antwoorden op deze vragen geven vorm aan wie we zullen worden.
‘Indringend en sprankelend.’ ‘editor’s choice’ in the new york times book review
‘Een portret van intellectuele moed.’ the financial times.’
Vriendelijke groet,
Marjan Kloosterman
Het kwaad ; Hoofdstuk 7
Kanttekeningen
Elementaire vijandigheid, vijandige tegenstellingen en verkeren aan de deze of gene zijde van de grens. En deze grens is ook nog betrekkelijk. Deze elementaire vijandschap is een vast gegeven in zowel de klassieke wereld van het Jodendom en haar omgeving, als in die van de wereldgeschiedenis van de geest. Filosoof Safranski werkt het thema- zij en wij- verder uit. Wij kennen moraliteit en zij zijn de barbaren. Er is geen ‘grond’ voor de moraal maar een ’grens‘ is de basis voor de moraalontwikkeling. Bovenstaande raakt in substantiële mate de vigerende moraal van de westerse maatschappij en Israël.
Voor mij voldoende reden om zijn gedachtegoed eens kritisch te overwegen en te toetsen aan bronnen. Met name de uitspraak dat er sprake is van een tweeledige moraal en het onderscheid vanwege JHWH en dat deze moraal ‘grond’ mist maar ontwikkeld is op een ’grens’ noopt tot nadere studie.
Is Safranski vooringenomen?
Filosoof Safranski noemt ten aanzien van de elementaire vijandschap onder andere een aantal voorbeelden uit de heilsgeschiedenis[1] van het Jodendom, en een gedachte van Plato en hij citeert Carl Schmitt. Drie voorbeelden van het Jodendom worden mijn inziens deels onjuist beschreven of missen context waardoor het enigszins karikaturaal wordt.
Het en passent citeren van Carl Schmitt (prominent NAZI-filosoof), onder het motto JHWH als bondgenoot, pagina 103 regel 3 in combinatie met het verwrongen beeld dat hij weergeeft over de heilsgeschiedenis van het volk Israël in het Oude Testament roept irritatie op en de vraag komt naar voren of Safranski vooringenomenheid ten toon spreidt met dit boek.
De voorbeelden zijn:
1. JHWH’s onderscheid van de offers van Kaïn en Abel; pagina 99 en 100 regel 1
2. Moordpartij (pag. 103 regel 10); Verovering van de stad Ai[2] – het neermaaien van vluchtelingen- ten tijde van het IJzeren tijdperk pagina 103 regel 9
3. De rigoureuze tweedeling van de morele wereld pagina 103 vanaf regel 17; JHWH is partijdig
Ad 1. Safranski snapt het afwijzen van het offer van Kaïn door JHWH niet; pg. 99
Het boek “Het kwaad”; Het offeren door Kaïn en Abel
“Waarom wijst JHWH Kaïns offer af? In Kaïns ogen is er geen reden voor deze achterstelling. God, zo moet het hem wel voorkomen, weigert hem een gelijke behandeling. Toen werd Kaïn zeer toornig en zijn gelaat betrok” zo haalt Safranski aan. “Zonder twijfel heeft God de symmetrie van offer en genade doorbroken en daarmee de harmonie tussen de broers verstoord” aldus Safranski, en hij koppelt hieraan dat “[…] God zelf onderscheid heeft gemaakt- tussen Kaïn en Abel.” (pagina 99 laatste 3 regels en pagina 100 regel 1-15). Op dat onderscheid borduurt Safranski verder in dit hoofdstuk 7
Wat staat er in de Thora/Genesis?
Genesis 3: 17. “…tegen de mens zei Hij: je hebt geluisterd naar de vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat je hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je leven lang”
Gen. 4: 6&7: “waarom kijk je zo kwaad? ( JHWH tegen Kaïn) Waarom kijk je zo donker? Handel je goed dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij”
Gen. 4: 9 “Ben ik mijn broeders hoeder”
Toelichting ; wat doet Kaïn(niet):
1. Kaïn luistert niet naar zijn ouders, hij offert geen eerstgeboren dier. (Dit is niet goed, dus hij bedrijft het kwade)
2. Kaïn miskent de autoriteit of heiligheid van JHWH door geen dieroffer te brengen maar hij offert het product van de vervloekte aarde
3. Kaïn negeert een door JHWH geboden kans om tot bekering te geraken ( Genesis 4 vers 6&7)
4. De wilsdaad die daarop volgt is het doden van zijn broer Abel
5. Kaïn liegt tegen JHWH wanneer hem gevraagd wordt waar is uw broeder ( Gen. 4 vers 9)
6. Het tegen JHWH zeggen: “Ben ik mijn broeders hoeder”; dit lijkt mij minachting van de heiligheid van JHWH
Observaties
Kaïn stapelt fout op fout en raakt verstokt, zie boek ‘Het kwaad’ bladzijde 45 laatste alinea en pagina 48 met name regel 10 en 11. Na enige studie kom ik tot de volgende gedachte:
Hoofdstuk 3 zou weleens de sleutel van de verklaring kunnen geven waarom Kaïns offer niet geaccepteerd zou kunnen worden door JHWH. Natuurlijk zijn beide broers Kaïn en Abel even zondig. Van hun ouders hebben ze gehoord dat zij (Adam en Eva) het verprutst hebben in het paradijs. Er was hun een regel gegeven ( referentiekader) en deze is geschonden. Adam en Eva hebben geconcludeerd dat ze zich moeten verzoenen met JHWH en dit overgedragen aan hun nazaten Kaïn en Abel. De mens schrijft het referentiekader. Dit houdt onder andere in:
• het brengen van offers en het dragen van kleding
• het nuttigen van een selectie van eten
• het goed behandelen van vreemdelingen
• Het omgaan met onreinheid (vrouw, man, dier) melaatsheid
Het brengen van mensoffers en/of dieren is gebruikelijk in de antieke wereld echter, de Thora verbiedt het brengen van mensoffers. Om zich met JHWH te kunnen verzoenen moet er een dieroffer worden gebracht, een eerst geboren gaaf dier. Abel offert een eerstgeboren schaap. Dat is de grond van de moraal. Kaïn maakt een verkeerde keuze en offert het product van de vervloekte aarde. Dit is mijn inziens het kwade en de verklaring waarom JHWH zijn gedrag afwijst. Vervolgens laat Kaïn het na om zijn gedrag te corrigeren. Ook dit beschouw ik als kwaad. Safranski spreekt hier niet over.
Ad 2. Het neermaaien van vluchtelingen uit de stad Ai
Het boek “Het kwaad”; de val van de stad AI in Kanaän
pagina 102/103. Safranski doet hier een poging om duidelijk te maken dat JHWH-God een bewaarder is van het onderscheid. Safranski memoreert verhalen waarin het naar zijn zeggen de verovering van Kanaän één grote moordpartij is. Safranski: “De verovering van het land Kanaän wordt in de bijbel afgeschilderd als één grote moordpartij. Een wel heel drastisch voorbeeld daarvan is de vernietiging van de stad Ai op bevel van God. Eerst worden de vluchtelingen uit de stad neergemaaid: “Zodra Israël gereed was met alle inwoners van Ai te doden in het veld, in de woestijn […] en deze allen tot den laatsten man door de scherpte des zwaards gevallen waren , keerde Israël terug naar Ai en sloeg het met het scherpte des zwaards.” Einde citaat. Verder geeft Safranski
aan dat “Hier het rijk, het verbond, de wet, daarbuiten de wildernis, de wetteloosheid, de vreemdelingen, de barbaren. Tegen hen moet desnoods ‘barbaars’ worden opgetreden”. Vervolgens geeft Safranski aan dat dit “ [..] een rigoureuze tweedeling van de morele wereld tot gevolg heeft […] en voorts: “Maar bij nader inzien berust de ‘moraal’ niet zozeer op een grond als wel op een ‘grens’ van waaruit ze wordt ontwikkeld en die tegenover vreemden[…]”
Tot zover Safranski, zonder een bronvermelding te noemen ( type vertaling van de Thora).
Wat staat er in de Thora/Jozua 8
Een eerste poging om de stad Ai te verslaan mislukt. Bij de tweede poging splitst Jozua zijn leger en stelt een klein leger op aan de zuidzijde in het veld voor Ai en stelt een hoofdmacht verdekt op aan de noordzijde van Ai. Dit gebeurt in de nacht. In de Duitstalige versie[3] kan men lezen :
quote
Josua 8:15 ^
Als aber der König zu Ai das sah, eilten die Männer der Stadt und machten sich früh auf und zogen heraus, Israel zu begegnen im Streit, er mit allem seinem Volk, an einem bestimmten Ort vor dem Gefilde. Denn er wußte nicht, daß ihm ein Hinterhalt gelegt war hinter der Stadt.
Josua 8:16 ^
Josua aber und ganz Israel stellten sich, als würden sie geschlagen vor ihnen und flohen auf dem Weg zur Wüste.
Josua 8:17 ^
Da ward das ganze Volk in der Stadt zuhauf gerufen, daß es ihnen sollte nachjagen[4]
unquote
Vers 17 vrij vertaald: Het ganse volk van de stad Ai werd opgeroepen dat het hen ( Israël ) moest achtervolgen . De stad Ai wordt door de hoofdmacht van het leger van de Israëlieten (vers 19) ingenomen, welke aan de noordzijde van de stad Ai verdekt was opgesteld. De hoofdmacht steekt Ai in brand. De hoofdmacht verlaat de stad richting het strijdtoneel. Het volk van Ai, dat strijd tegen Israel, wordt nu in het open veld achter hen ingesloten door de hoofdmacht en geëlimineerd. De gehele stad Ai werd verwoest. Let wel dat na deze gebeurtenis “de Wet”, (moraal in onze opvattingen) werd voorgelezen voor het gehele volk Israël[5] [..] “en de vreemdelingen, die in het midden van hen wandelden”
Observaties
a. Het is een bewuste keuze van de koning van Ai om de strijd aan te binden met de Israëlieten. Het ganse volk van Ai trekt uit de stad om de Israëlieten aan te vallen. Safranski noemt dit niet maar het is wel essentieel omdat dit bepaalt wie de agressor is
b. De oproep het ganse volk ook naar het strijdtoneel te laten komen om de vijand na te jagen is een bewuste keuze van de Koning van Ai. Safranski zit er dus naast met zijn uitspraak dat eerst de vluchtelingen werden neergemaaid en geeft een verkeerde voorstelling van zaken
c. Wanneer twee strijdende partijen tegen elkaar vechten en er komen mensen bij om dan spreekt men van doden en niet van moord. Safranski stelt ‘Moordpartij’. Dit is niet het geval. Er gaat een verkeerde suggestie vanuit.
d. Ook de vreemdelingen in het volk Israël konden blijkbaar rustig wandelen tussen de Israëlieten maar er werd wel geëist dat ze luisterden naar de Wet als deze werd gememoreerd. Daar spreekt Safranski niet over.
Opmerkingen
1. Israël viel steden aan en geen dorpen. In de antieke wereld waren steden altijd fortificaties met strijders om de koning te beschermen. Er was dus een gerichte actie om de koning en zijn strijders om te brengen. Maar zij hadden ook de keuze om zich over te geven
2. In de (antieke) wereld was[6] het niet ongewoon om huis en haard en inwoners volledig te vernietigen. Safranski wekt met dit voorbeeld – ten onrechte mijn inziens – dat dit toch iets opmerkelijks is wat Israël doet
Ad 3. Tweedeling van de morele wereld (Het kwaad; blz. 103 regel 23)
Morele tweedeling?
Tussen de verwoesting van Sodom en Gomorra – waarbij Abram aan JHWH nog coulance vroeg om deze steden te sparen – en Jozua’s entree in Kanaän[7] na de uittocht uit Egypte zit ongeveer vierhonderd jaar. Deze vierhonderd jaar is te beschouwen als een periode voor de Kanaänieten om hun kwade praktijken (a) te staken en een andere moraal te betrachten. In plaats van dit staken, verstokten de Kanaänieten in het bedrijven van kwaadheid. Na de vernietiging van het volk van Kanaän vestigt Israel zich als een volk met een eigen moraliteit te midden van barbaren. Een meer gewichtig aspect is de uitspraak van Safranski over de tweedeling van de moraal (b) en dat deze is ongegrond (c) is. Daarbij merkt Safranski ook op dat de moraal wel intern maar niet voor barbaren, waaronder de volkeren van Kanaän, zou gelden.
Hieronder kanttekeningen ten aanzien van drie genoemde aspecten.
(a) Het kwaad
Safranski gaat voorbij aan de motieven waarom de Kanaänieten uitgeroeid moeten worden. Het motief om de Kanaänieten uit te roeien was hun morele verdorvenheid, zo is uit het Oude Testament op te maken en uit seculiere documenten en opgravingen[8] die de immoraliteit van de Kanaänitische volken bevestigt. De ‘oproep’ van de vernietiging van de inwoners van Kanaän door de Israëlieten omvat alleen deze Kanaänitische volken en voor een bepaalde tijd. “[..] Ten tweede komen in de teksten centrale aspecten van het beeld van God dat ons in het Oude Testament gegeven wordt naar voren, namelijk Gods heiligheid en zijn afkeer van de zonde. Gods gericht is huiveringwekkend, maar niet willekeurig ,zoals blijkt uit de herhaalde motivering van de (opdracht tot) uitroeiing en [vet, cursief] uit de aankondiging van het zelfde oordeel over Gods eigen volk Israel”[9] .
Het kwaad dat de Kanaänieten bedrijven is divers waarbij te denken valt aan :
1. Het aanbidden van demonen, toverij en waarzeggerij
2. Het offeren van kinderen aan Moloch, Astarte en Baäl, begraven in zogenaamde tofeth’s
3. Incest, sodomie en bestialiteit[10]
4. (Broeder) moord
Barmhartigheid van JHWH en onderscheid?
JHWH belooft aan Abram dat “alle geslachten des aardbodems gezegend worden”[11] . Voorts is de barmhartigheid van JHWH dat pas Abram’s vierde nageslacht tot vernietiging van de Kanaänieten zou overgaan.[..] ’ Want eerder is de maat van de verdorvenheid van de Amorieten ( dat is de sterkste stam van de Kanaänieten nog niet vol’ [..][12].Het was een opdracht van JHWH aan Mozes dat er een einde moest komen aan de zondige praktijken en het kwaad zoals hiervoor aangegeven onder de punten 1 tot en met 4. Mozes had de taak om Kanaän te bevrijden door de zeven vervloekte stammen, waaronder de Kanaänieten, in de ban te slaan. ‘Verbanning is geen verdrijving , zoals in het woord ‘verbanning’ doorklinkt maar vernietiging” . Maar deze vernietiging[13] kan ook plaatsvinden wanneer de Israëlieten zelf afdwalen naar de afgoden van de omliggende stammen.
Observatie
Waar Safranski hier aan voorbij gaat is dat het gericht dat over de Kanaänieten wordt uitgesproken ook voor de Israëlieten geldt als deze zich niet aan de Thora houden. In die zin is Safranski niet goed te begrijpen dat er sprake zou zijn van onderscheid.
(b) Tweedeling van de moraal
Onder (a) Het Kwaad heb ik een zinsdeel vet onderstreept. Dit is omdat JHWH zowel voor de Kanaänieten als de Israëlieten dezelfde norm hanteert. Als de Israëlieten dezelfde immoraliteit eigen maken als de ‘barbaren’ komen ook zij onder het gericht van JHWH. Safranski zit er dus naast met zijn stelling dat er een tweedelige moraal is. De vreemdelingen – barbaren volgens Safranski- moesten dezelfde bejegening krijgen als de Israëlieten . Die krijgen ze dus, ook al beweert Safranski het tegendeel. Daarbij is toe te voegen dat het doden van de Israëliet ( intern dus) en van een vreemdeling ( barbaar) beiden even zwaar gestraft werd. Geen morele tweedeling dus voor eigen volk en vreemdelingen . “Enerlei wet en enerlei recht zal ulieden zijn en de vreemdeling”[…][14] en “Gij zult hem ( vreemdeling) liefhebben als uzelf”. Ook hebben zij min of meer de dezelfde rechten. Dit alles onder het motto: JHWH maakt de Israëlieten duidelijk dat ook zij onderdrukt werden toen zij in Egypte in verbleven. De gastvrijheid jegens vreemdelingen van Abram is een voorbeeld[15] . Abram – ooit zelf vreemdeling in Kanaän- had het gastrecht, een belangrijk aspect onder de nomadenvolken, goed begrepen. De Thora geeft allerlei ‘diplomatieke’ richtlijnen hoe de Israëlieten zich moeten gedragen. Tevens geeft de Thora op tal van plaatsen aan , dat er ongebreidelde agressie is jegens Israël van de gevestigde stammen, die overigens zelf ook het land Kanaän met geweld hadden bezet. Jegens de Israëlieten hadden de stammen een vijandige houding dit blijkt onder andere uit:
• Amelek: Israëlieten werden direct na de doortocht van de Rode Zee aangevallen[16]
• Amorieten: Israel vraagt passage door hun gebied, maar “Sihon [..] bond de strijd aan met Israel[..]” [17]
Observatie
Hier geeft Safranski dus een onjuiste voorstelling van zaken. De moraal is niet tweedelig maar is van toepassing voor Israëliet en barbaar. De stammen rond Kanaän gaan de strijd aan en proberen de Israëlieten te vermoorden ( woorden van Safranski)
( c) Ongegrond zijn van de moraal( Thora) de normen en waarden als referentiekader in de Thora
De grond van de Thora als referentiekader is geen grens maar een uitgekiend stelsel van wetten, en geboden die in beginsel moet bijdragen aan een gezond leven en een welzijn voor de Israëlieten. Dit geldt ook voor de vreemdelingen. Dit geeft vorm aan de moraliteit van de Israëlieten en de vreemdeling “die in uw steden woont“[18]. Voor de Israëlieten was een referentiekader gesteld waarin onder andere boven genoemde punten 1 tot en met 4 waren verboden. Maar de Thora gaat verder en wordt een directe bemoeienis van JHWH met de ethiek waar de Israëlieten zich aan te houden hebben. Sam Janse[19] legt uit dat JHWH zich uitdrukkelijk bemoeit met de ethiek; [..]. Met de komst van de Israëlieten is er ook monotheïsme gevestigd in Kanaän waarbij JHWH zich rechtstreeks met de mens en zijn schepping bemoeit. In referentie 19 is het humaan weergegeven “Profeten en psalmisten zeggen dat de vereerder van JHWH zijn offers wel achterweg kan laten als hij zijn naaste niet eerlijk behandelt”.
Met andere woorden de mens moet zich iedere keer de morele vraag stellen in zijn handelen: Ben ik mijn broeders hoeder?
Gevolgtrekkingen:
1. Safranski stelt dat JHWH een onderscheid maakt en dat in stand houdt, waarbij het offer van Kaïn als voorbeeld geldt. Safranski zou de hele gebeurtenis in zijn verband moeten laten en kunnen analyseren. Hij zou daarbij de conclusie kunnen trekken dat Kaïn verstokt. Hij beschrijft dat zelf op pagina 45 en 48 ( r. 10 en 11)
2. Safranski’s stelling dat de moraal, zoals beschreven op pagina 103 van zijn boek Het kwaad, gebaseerd is op een grens, is niet houdbaar. De moraal in het Oude Testament is een uitgekiend stelsel van geboden en verboden met als doel kwaliteit van leven te verbeteren. De grond voor deze moraal moet recht doen aan iedere Israëliet en de vreemdeling die in hun midden verblijft. Daarmee vervalt ook zijn stelling dat er sprake is van een tweedelige moraal.
3. Het kwaad in de geschiedenis van Ai is dat het ganse volk verstokt blijft in hun immoraliteit (a) en daarbij de strijd aanbindt met Israël (b). Zij had ook andere keuzes kunnen maken. Safranski heeft de Thora op dat punt niet goed gelezen en geanalyseerd. Safranski geeft een verkeerde voorstelling van zaken
4. De Israëlieten betrachten overleg om door de Sinaï te trekken als nomadenvolk en worden daarbij ongevraagd aangevallen door aanwezige stammen. De agressie is tegen de Israëlieten en niet andersom zoals Safranski suggereert waarbij ook nog eens ‘gastrecht’ werd geschonden
Conclusie
Het voorgaande doet sterk vermoeden dat Safranski vooringenomen is in de benadering van de heilsgeschiedenis van het Joodse volk in het Oude Testament.
1 Waar men bedacht op moet zijn dat dit verhalen zijn en geen geschiedkundige beschrijvingen zoals bijvoorbeeld de ‘Gouden Eeuw’ is beschreven. Het zijn mythen en sagen waarin theologie en spirituele aspecten verwerkt zijn
2 Opgemerkt moet worden dat ter plaatse van Ai uit opgravingen niet is gebleken dat daar ten tijde van Jozua ( IJzeren tijdperk) een stad met fortificatie aanwezig was.
3 http://www.transcripture.com>Zweisprachig |Deutsche – English |Josua 8 – Joshua 8 – Die Bibel
4 ”nachjagen” heeft een meer agressieve bijklank dan het Nederlandse equivalent “achtervolgen”
5 Jozua 8 vers 35
6 (Lit. Death by Government Chapter 3 ; Pre-Twentieth Century Democide ; R.J.Rommel1)
7 Het is maar de vraag of de totale vernietiging heeft plaats gehad van het volk van Kanaän aangezien het boek Jozua veel later is geschreven. Het oude testament beschrijft het straffen van Israëlieten wanneer zij zich toch vermengde met Kanaanitische bevolking.
8 Ras Sjamra; 1928; JW.org; Ugarit- Oude stad in de schaduw van Baäl hoofdstuk 6
A.Verluis; Doctoraal these ; Geen verbond, geen genade : analyse en evaluatie van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien ( Deuteronomium 7); Theologische Universiteit Apeldoorn; 2017; In de samenvatting geeft
9 A. Versluis ook aan dat in het ’grote verband van het Oude en Nieuwe Testament er geen aanknopingspunt om enige vorm van geweld in het heden te legitimeren’
10. Bestialiteit is in Nederland nog steeds verboden en is dierenmishandeling ( zedendelict) en valt onder WvS artikel 254.
11. Gen. 12:2-3 (NBG)
12 Genesis 15:16; De Kanaänieten wisten, veertig jaar van te voren dat de Israëlieten zouden komen. Zij verstokten eveneens ( net als Kaïn) in hun immoraliteit. Evenwel kan een periode van 400 jaar genomen worden. Dat is het moment dat Abram zich vestigt als vreemdeling uit Ur in Kanaän. . Uit die periode is er al een gericht over Sodom uitgesproken en uitgevoerd. En de terugkeer van de nazaten van Abram uit Egypte, de Israëlieten onder leiderschap van Mozes en daarna Jozua.
13 upg.rug.nl ISRAELS OMGANG MET VREEMDELINGEN: VAN BAN TOT BARMHARTIGHEID; pg. 367
14 Numeri 15:16
15 Genesis 18:2-8;
16 Exodus 17: 8-16
17 Ex. 21: 23
18. Deuteronomium 5: 12-14. Bescherming van de vreemdeling( ‘barbaar’); deze moest dus ook rusten op de sabbat
19. Theologie.nl Hoe gewelddadig is de God van Mozes; Kerk en Theologie 2017-01; Sam Janse; Artikel, overige artikelen; God
Zoals toegezegd gedichten over de aanloop naar Wereldoorlog I
Who’s for the Game? Jessie Pope
Who’s for the game, the biggest that’s played,
The red crashing game of a fight?
Who’ll grip and tackle the job unafraid?
And who thinks he’d rather sit tight?
Who’ll toe the line for the signal to ‘Go!’?
Who’ll give his country a hand?
Who wants a turn to himself in the show?
And who wants a seat in the stand?
Who knows it won’t be a picnic – not much-
Yet eagerly shoulders a gun?
Who would much rather come back with a crutch
Than lie low and be out of the fun?
Come along, lads –
But you’ll come on all right –
For there’s only one course to pursue,
Your country is up to her neck in a fight,
And she’s looking and calling for you.
Peace Rupert Brooke
Now, God be thanked who has matched us with his hour,
And caught our youth, and wakened us from sleeping!
With hand made sure, clear eye, and sharpened power,
To turn, as swimmers into cleanness leaping,
Glad from a world grown old and cold and weary;
Leave the sick hearts that honor could not move,
And half-men, and their dirty songs and dreary,
And all the little emptiness of love!
Oh! we, who have known shame, we have found release there,
Where there’s no ill, no grief, but sleep has mending,
Naught broken save this body, lost but breath;
Nothing to shake the laughing heart’s long peace there,
But only agony, and that has ending;
And the worst friend and enemy is but Death.
Safranski pagina 250 r6. ; Safranski refereert hier naar een visie van Ernst Bloch: “Na de Exodus van Israel uit Egypte en Jahwe uit Israel , vindt er nu een exodus plaats van Job uit Jahwe”. Maar tot welke god keert Job zich, Tegenover welke god is hij vroom?
[..] Op r26 komt Bloch volgens Safranski uit bij: “Job zet in op een komende god, een Messias”
kanttekeningen hoofdstuk 16
Is de visie van Ernst Bloch volgens Safranski strijdig met de Joods visie?
Enig nazoekwerk levert het volgende commentaar mijnerzijds: De Go’el is in ons begrip een (ver)losser. Dat is in deze context 1) een (1) belangrijk (2) ‘sterk’/(3) pater familias type familielid die de persoon in kwestie met problemen/schulden moet verlossen respectievelijk inlossen ( vrijkopen). De beelden die hierbij gebruikt worden in het Hebreeuwse spelling zijn de 3 letters : Gimel(kameel- opheffen in de naam van JHWH), Aleph (Os-sterkte leider) en Lamed (herdersstaf-symboliseert de stem van een autoriteit of iemand die met autoriteit kan spreken; dat kan ook JHWH zijn )
Op pagina 250 r15 meldt Safranski dat het om – verrassend voor mij – “bloedwreker” gaat in dit verband. Hier komen mijnerzijds twijfels. Het woord Go’el zou gevolgd moeten worden met het woord Hadam ( dus Go’el Hadam om het hele begrip van ‘bloedwreker’ te duiden; dat het dus een opvolger voor Job gaat die hem wreekt). Hadam staat dan voor Hey Dalet Mem (is op internet terug te vinden) . Daar spreekt Safranski niet over. Waarom laat Safranski dit weg? Het komt mij weer voor dat Safranski vooringenomenheid toont. Zie kanttekeningen hoofdstuk 7 over pagina’s 99-103.
Voor een andere visie over de interpretatie – die dus anders is dan de door Safranski geciteerde Ernst Bloch- geef ik de volgende referentie: judaismresources.net My Redeemer Liveth- Job 19:25 | 1000 verses- a project of Judaism[..] ( Auteur Yisroel C. Blumentahl)
Observatie:
Safranski zijn interpretatie is strijdig met genoemde referentie van Joodse herkomst.
Safranski doet er goed aan de context intact te laten en vers 23 en 24 erin te betrekken. Safranski zou dan kunnen concluderen dat : nadat Job er niet meer is, anderen kunnen lezen dat zijn argumentatie juist waren en zijn vrienden hem onterecht bespotte. Job houdt vertrouwen in JHWH
Dit doet m.i. ook meer recht aan het doel van het boek Job. De redenering die daarna volgt van Safranski vooral bij hem laten liggen.
1) Vergelijk het verhaal van Bijbelboek Ruth waarin Boaz ‘losser’ is.
Petra,
Hoofdstuk 17 levert een aantal kanttekeningen op die wellicht de moeite waard zijn om te delen en leidt dit tot samen weten we meer.
Opmerking vooraf:
Achterzijde boek De laatste commentaar van NRC is ook voor mij geheel van toepassing, fluisterde mijn vrouw mij toe.
Kanttekeningen uitgewerkt
(A) p267r10 : De tweede hoofdwet uit de thermodynamica frustreert het voorgaande behandelde ’theater’ i.c. ‘ eten en gegeten worden’, ‘moord en doodslag’ natuurvroomheid, Goethe’s persiflage op het boek Job (mijn woorden), waarbij Dr. Faust(zijn ziel) toch nog net ‘gered’ wordt. Oh, oh, oh wat is Mephisto boos. ( Duitse tekst doorgelezen)
1. Volgens nobelprijswinnaar professor Prigogine is het universum goed geisoleerd, dus de entropie neemt toe “triomfeert”.
2. Er werkt een thermodynamische doodsdrift
3. De wet van de entropie is suggestief genoeg om …..
4. Als aankomend eindgebruiker van de aarde zouden we ons niet zo druk moeten maken over de uitdoving van de zon
5. De mens keert weder tot stof
6. God schiep de aarde uit het niets en baseert daarop een een aantal gevolgtrekkingen
7. ‘ scheppen is absolute contingentie’ […] en voor gelovigen [..] ‘ interpreteert haar als een liefdesdaad’ p268 onderaan
Observaties
. De tweede hoofdwet is vrij simpel in formule vorm: dS=dq(rev.)/T : De verandering in Entropie is het quotient van toegevoerde omkeerbare Arbeid ( rev. staat voor reversibel) gedeeld door systeem. temperatuur in Kelvin. Safranski noemt dit een modificatie van de eerste Hoofdwet. Ik meen dat de eerste hoofdwet ( “wet van behoud van energie”) wel klopt, maar er mist een fysisch verschijnsel (warmteverliezen) voor een groot aantal processen waardoor de eerste hoofdwet wel intact kan blijven maar de tweede hoofdwet een aanvulling beoogd op de eerste hoofdwet. Beide hoofdwetten vormen met de nulde en de vierde Hoofdwet een referentiekader en in de 19e eeuw waren bedoeld om de rendementen van stoommachines beter te kunnen beoordelen. Bij het woord rendement komt gelijk het gegeven van warmteverliezen van krachtwerktuigen aan de orde. ( Safranski: “systemen[…]verliezen energie”)
A. Safranski past deze tweede hoofdwet toe op de afloop en eindigheid van de aarde. De entropie neemt toe. Dat heeft in de discussie waar het kwaad vandaan komt naar mijn opvatting betrekkelijke toegevoegde waarde. Ik zou echter de warmteverliezen ( irreversibele arbeid) als “kwaad” beschouwen maar prof. Prigogine ‘heeft gesproken’. ( het universum is als beste geisoleerd zegt Safranski…dus rest ons verder hierover te zwijgen)
B. Bij de schepping van de hemelen en de aarde als onderdeel van het universum is er ook sprake van de hoogst bereikbare Entropie, want het systeem is maximaal geisoleerd en dus gesloten. Het systeem was een chaos en in thermodynamisch evenwicht. Het scheiden van water en water ( Genenis vers 6) en water en land ( vers 7) kost arbeid. Waar zou volgens Safranski nu deze arbeid of energie vandaan komen? Let wel dit afdoen met een liefdesdaad lijkt mij wel erg gemakkelijk. En ik ben benieuwd wat ook andere filosofen hierover te melden hebben. Als Safranski spreekt over verbeeldingskracht P 238, waarom zou er volgens Safranski geen sprake kunnen zijn van scheppingskracht? En wie regelt deze scheppingskracht? En wat is de invloed van deze scheppingskracht op de vrije wil van de mensen? De filosofische antwoorden op deze voorgaande vragen interesseren mij.
C. De Entropie was bij de schepping maximaal, door ordening land water en lucht scheiden, zie B, daalt de Entropie als resultaat van de toegevoegde arbeid en deze ordening is nog steeds gaande. hoe meer ordening hoe lagere Entropie. Dat is een goed bericht bij de schepping. Na aanvankelijke maximale entropie treedt er dus afname op maar volgens Safranski ervaren wij nu reeds de toename van de Entropie. (p 267 R22 en 25). Dit lijkt mij een strijdigheid in de redenering van Safranski. Hoe moet ik dit begrijpen?
D. Safranski stelt dat God de aarde uit het niets schiep. Dat lees ik niet in de Thora nog in de Bijbelvertaling van 1951 ( In de literatuurlijst staat (P275)1953, dat is onjuist) De vraag komt weer op waarom doet Safranski zo slordig met het citeren. De consequentie is dat het vervolg ook gebaseerd is op een mankerend uitgangspunt.
Hoogleraar bijbelexegese Ellen van Wolde: “De beginzin van bijbelboek Genesis [..] is altijd verkeerd vertaald uit het Hebreeuws. In plaats van ‘schiep’ staat er ‘scheidde’. Referentie Dagblad Trouw 23 december 2009
Dat ‘scheidde’ kan ik ook beter begrijpen met de tweede hoofdwet, hoewel ik de voorkeur heb om thermodynamica alleen op energietechniek en scheikundige processen toe te passen.
Petra,
Opmerking voor samen weten we meer
Coda
citaat p 272r29 [..]”de mens JUIST godgelijk heeft gemaakt”
Dit citaat is onjuist en moet zijn de mens BIJNA godgelijk heeft gemaakt
Dit maakt nogal een verschil!
Arja
Hierbij de tekst van Vaclav Havel over de Hoop, waar het in het college van afgelopen woensdag (5 april) over ging.
Verder nog een leestip die aansluit bij enkele passages van Safranski, o.a. de passage waar Arja Schipaanboord naar verwijst.
Hoop
Diep in onszelf dragen wij hoop;
Als dat niet het geval is,
is er geen hoop.
Hoop is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.
Hoop is niet
voorspellen of vooruitzien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
verankerd voorbij de horizon.
Hoop in deze diepe en krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat,
of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.
Hoop
is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet omdat het kans van slagen heeft.
Hoop is niet hetzelfde als optimisme;
evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.
Het is de zekerheid
dat iets zinvol is
onafhankelijk van de afloop,
onafhankelijk van het resultaat.
Václav Havel (1936-2011)
In een andere versie worden de volgende veelzeggende regels toegevoegd:
De diepste en belangrijkste vorm van hoop
is de hoop die we als het ware van ‘elders’ krijgen.
Havels tekst spreekt voor zichzelf . Alleen een opmerking bij de toevoeging.
Die toevoeging is naar mijn idee precies wat Safranski op p. 237 schrijft: ‘Bij vrijheid hoort de vaardigheid de werkelijkheid te veranderen volgens maatstaven die zelf niet uit de werkelijkheid, maar uit een denkbeeldige wereld stammen.’ Dit is wat de toevoeging van Havel (al dan niet van hemzelf stammend) verwoordt met ‘elders’. Het hangt uiteraard van je levensbeschouwelijke visie af (in brede zin bedoeld – levensbeschouwing is meer dan religie/godsdienst) of je uitgaat van zo’n ‘elders’ of die ‘denkbeeldige wereld’ en hoe je dat/die dan invult.
Daarbij aansluitend: Safranski citeert op p. 213v de beroemde scene van de ‘dwaze mens’ die verklaart dat ‘we’ God hebben gedood. De ‘dwaas’ stelt allerlei lastige, vervelende vragen die culmineren in de retorische vraag: ‘Moeten we zelf geen goden worden om haar (de daad van het afschaffen van God-bs) ook maar een beetje waardig te schijnen?’ (Safranski, 214).
Ook elders komt Safranski op deze gedachte dat mensen de plaats van God innemen terug – o.a. in de passage die Arja aanhaalt. Safranski verwijst daarbij niet naar psalm 8 : ‘Toch hebt Gij hem (de mens) bijna goddelijk gemaakt’ (die hij dus ook niet onjuist citeert), maar naar een denken, ‘een vroegere metafysische speculatie’, waarin de mens die goddelijke status zich toe-eigende – precies wat Nietzsche de dwaze mens laat zeggen. Daar wordt het niet beter van, of sterker; zou dat een bron van het Kwaad zijn? Safranski werpt naar mijn idee die vraag op in zijn boek.
Precies dat is, zo is mijn associatie, wat psychiater en Trouw-columniste Esther van Fenema beschrijft in een prachtig boek: Het verlaten individu. Waarom voelen we ons zo leeg?
Ze beschrijft daarin de klassieke zeven hoofdzonden en verbindt die met een, naar zij ziet, diep gevoel van verlatenheid van de moderne mens. Ze komt die tegen in haar spreekkamer!
We hebben de ‘baleinen uit de samenleving’ getrokken – lees: God gedood en onszelf op Zijn/Haar plaats gezet. Die ‘goden’ komt ze ook tegen in haar werk.
Ze verbindt dat als gezegd met de zeven hoofdzonden en geeft veel filosofische en/of levensbeschouwelijke doorkijkjes. Een absolute aanrader – juist tegen de achtergrond van het denken over Het Kwaad.
Met een hartelijke groet en goede paasdagen gewenst
Bert Slaa
Dag Bert,
Bedankt voor je reactie, wij kunnen ons geheel vinden in wat jij schrijft.
Arja en Wim Schipaanboord
Een aanvulling op mijn kanttekeningen van 19 maart bij gevolgtrekking 2
Betreft het missen van een ‘grond’ voor de moraal volgens Safranski P103r34.
Het was even zoeken naar het boek waarin de wetenschappelijke onderbouwing van de 613 geboden in de Thora verder ontsloten wordt. In het volgende BOEK zijn passages te vinden die het ontstaan van de verschillende groepen geboden
( Zeden; -Politiek-Juridisch(o.a, ‘lossen’/jubeljaar/afstaand van tienden in het 3e jaar) en rituele wetten ( o.a. geen lam koken in moedermelk)
toelicht :
Jan Assmann
Moses der Aegypter
Entzifferung einer Gedachtenisspur
FISCHER Taschenbuch
8 Auflage Juli 2018
Sinn und Ursprung des Gesetzes
John Spencer als Aegyptologe
p86 tot p 94
Akkommodation:
Die Inkulturation des Gesetzes
p 104 tot 117
Veel leesplezier!
Wim Schipaanboord
N.a.v. het intrigrerende verhaal van/over Job zocht ik naar een opname van Henk van Ulsen met teksten van Job; die kon ik niet vinden (alleen een mislukte opname) maar vond wel deze opname Gebed van de onwetende https://www.youtube.com/watch?v=k0arrjr1gvk
Op tekst van Multatuli https://www.youtube.com/watch?v=KpTNlU9xjlw
Ik vind deze tekst wel toepasselijk in het kader van je cursus Filosofie van het Kwaad.
Vond toevallig ook nog een kritische beschouwing van Safransky’s boek van Allard Schroder https://www.dbnl.org/tekst/_bzz001199701_01/_bzz001199701_01_0132.php, die ken je waarschijnlijk wel.
Vriendelijke groet
Yvonne Quispel
Op 1, 2 en 3 mei spreekt Susan Neiman over haar nieuwe boek “Left is not Woke” in Nijmegen, Rotterdam en Amsterdam. Zie https://www.susan-neiman.com/en/news/ voor meer informatie.
Afgelopen woensdag 20 april kwam ik opgetogen naar de laatste keer filosofie, er stonden weinig fietsen de conciërge was buiten bezig, ik vroeg of ik vroeg was:)
Nee, de laatste keer filosofie was vorige week. Ik dacht dat het Paasvakantie was…
Wat een teleurstelling voor mij…
Even dealen met bijbehorende emoties.
Best verdrietig en ik had het niet goed begrepen dus troost ik mezelf met een kopje koffie in de zon.
Nee, ik was niet boos
Of Kwaad
Ik moest denken aan mijn innerlijke formule:
BVV
Boos
Verdriet
Verlangen
Dit als innerlijke volgorde van emotioneel verloop.
Je zou kunnen zeggen dat het Kwaad afgedekt Verdriet is die zijn oorsprong vindt in (onvervuld) Verlangen.
Dit als kleine bijdrage aan de cursus.
Petra Bedankt voor de prachtige colleges.
Ik ben enorm geïnspireerd door jou bevlogenheid en de prachtige manier van verwoording!
Groeten van Ingrid Nederhoed